advertenties


Het Rooms-Friese recht

Historie van de rechtspraak in Friesland

Inhoud pagina
Het Rooms-Friese recht
- Middeleeuwen

- Landsheerlijke tijd

- De periode van de Republiek

- Negentiende eeuw

- Receptie van het Romeinse recht

- Voogdijzaken

- Hoge Raad van de hertog van Saksen in Friesland



Pagina's over de geschiedenis van de naam Posthumus
De herkomst van de naam Posthumus
Inleiding

Rome de stadstaat
Romeins familieleven

Cicero's redevoering Pro Rabirio Postumo
Cicero

Sinds het begin van de jaartelling
Van Agrippa Postumus in Rome tot en met Chuck Posthumus in Holland Michigan (VS)

Keizer Postumus
Dr. W. A. van Es, de Romeinen in Nederland

Het Rooms-Friese recht
Historie van de rechtspraak in Friesland

Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811
De betekenis voor Friesland

Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811 (2)
Registratie van de familienaam Posthumus

Bronnen
Overzicht van de geraadpleegde en geciteerde Bronnen bij het onderzoek naar de geschiedenis van de naam Posthumus.

  Middeleeuwen
Bij de Friezen bestond het recht aanvankelijk alleen in mondelinge overlevering van vader op zoon. Omstreeks 800 werd door Karel de Grote het Friese recht voor het eerst vastgelegd in de Lex Frisionum.

In de eeuwen daarna werd nog meer op schrift gesteld, meest in het Fries. De Friezen waren sinds Karel de Grote onderdanen van het Heilige Roomse Rijk, maar de keizer was ver weg en had weinig invloed. Zijn graven slaagden er niet in om Friesland te onderwerpen. Daardoor waren de Friezen alleen in naam ondergeschikt aan de keizer, en regelden ze in de praktijk hun eigen bestuur en rechtspraak. De tijd van de Friese Vrijheid zou duren tot 1498. Zowel bestuur als rechtspraak waren sterk gedecentraliseerd. De meeste macht lag in de delen, de latere grietenijen, centrale instellingen kwamen nauwelijks tot ontwikkeling. De rechtspraak werd uitgeoefend door een grietman, bijgestaan door enkele gekozen ingezetenen, de bijzitters, die dit ambt bij toerbeurt vervulden. Hoger beroep was mogelijk op het gerecht dat werd gehouden op de landdagen van de districten (Oostergoo, Westergoo en Zevenwolden).

De Friese Vrijheid sneuvelde in de tweede helft van de 15e eeuw door een combinatie van interne partijstrijd en de opkomst van sterke landsheerlijke staten. Intern waren er voortdurend vetes tussen de hoofdelingen (adellijke grootgrondbezitters). Deze vetes leidden tot de strijd tussen Schieringers en Vetkopers. De Vetkopers leunden op hulp van de stad Groningen die werkte aan de opbouw van een eigen stadstaat. De Schieringers vonden tenslotte steun bij Hertog Albrecht van Saksen. Albrecht wilde wel helpen maar hij had ook zijn eigen agenda. Hij zocht een gebied voor zijn jongste zoon Hendrik. Albrecht kon met zijn leger de Vetkopers snel verslaan. Hij werd nog in 1498 door de keizer benoemd als gubernator en potestaat over Friesland. Ondanks zijn ruime bevoegdheden slaagden hij en zijn opvolgers er niet in hun gezag te vestigen. Een voortdurende oorlog met de stad Groningen en opstanden van de Friezen waren de voornaamste oorzaken. In 1515 verkocht zijn zoon George zijn rechten op Friesland aan keizer Karel V.

Landsheerlijke tijd
De Saksische hertogen maakten al een begin met de opbouw van een moderner gecentraliseerd bestuursapparaat. Karel V zou deze politiek voortzetten. Op 25 juli 1499 stelde landsheer Albrecht een Raad in voor het bestuur en de rechtspraak in zijn Friese gewesten. Binnen de Raad hield één groep raadsheren zich bezig met het bestuur (de Bestuursraad), een andere met de rechtspraak (het Hofgerecht).

Toen Karel V het bestuur overnam installeerde hij in 1515 het Hof van Friesland. Dit Hof hield zich onder leiding van de stadhouder bezig met zowel bestuur als rechtspraak. In 1527 kreeg het Hof een professionele organisatie. Niet-juristen werden nauwelijks meer benoemd. Omdat de stadhouder in de praktijk veel afwezig was oefende het Hof in feite het dagelijks bestuur over het gewest uit. Het Hof was vanaf 1571 gehuisvest in de Kanselarij; dit gebouw staat nog altijd aan de Tweebaksmarkt in Leeuwarden.

Hoewel er tijdens Landdagen regelmatig met de Staten van Friesland werd overlegd, was de invloed van het gewest gering. De regering wilde de macht in Brussel concentreren en wenste de gewestelijke autonomie te minimaliseren. De onvrede over deze politiek was uiteindelijk één van de hoofdoorzaken van de Opstand die in 1580 een definitief einde zou maken aan het Habsburgse bewind.

De periode van de Republiek
Tijdens de Opstand werd in 1578 een nieuw Hof geïnstalleerd door de nieuwe machthebbers. Maar dit Hof verloor vrijwel alle bestuurlijke bevoegdheden en bleef alleen als rechtscollege fungeren.

Vergeleken met andere gewesten was met name de criminele rechtspraak in Friesland sterk gecentraliseerd. De meeste zaken van enig gewicht werden behandeld door het Hof. Alleen lichte overtredingen werden behandeld door de Nedergerechten die in elke stad en grietenij waren gevestigd. Civiele zaken werden meer door de Nedergerechten behandeld maar van de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het Hof werd veel gebruik gemaakt.

Het Hof moest zijn macht delen met enkele andere rechtbanken:
- de Senaat van de universiteit te Franeker
- de Krijgsraad
- het Jachtgerecht
- het Admiraliteitscollege te Harlingen
- Gedeputeerde Staten (voor de administratieve rechtspraak).


Negentiende eeuw
Na de inlijving bij Frankrijk werd in 1811 ook de Franse rechterlijke organisatie in Friesland ingevoerd. Het Hof van Friesland werd opgeheven en de meeste taken werden overgenomen door de rechtbanken van Eerste Aanleg in Leeuwarden, Sneek en Heerenveen. Voor de berechting van zware misdrijven kwam incidenteel een Hof van Assisen te Leeuwarden bijeen.

Het Keizerlijk Gerechtshof (later de Hoge Raad) fungeerde als instantie voor beroep. Op het platteland waren er Vredegerechten en Politiegerechten.

In 1838 werd een Nederlandse rechterlijke organisatie ingevoerd. Toen ontstonden de instellingen met de namen die we nu nog kennen: kantongerechten, arrondissementsrechtbanken en een Gerechtshof. Van de drie arrondissementsrechtbanken uit 1838 bleef alleen die van Leeuwarden over. Het Gerechtshof dat aanvankelijk alleen Friesland als ressort had breidde zijn bevoegdheden uit tot de drie noordelijke provincies. 39

 
  Receptie van het Romeinse recht
De oprichting van een centraal hof (van beroep) in 1515 is van groot belang gebleken voor een verschijnsel dat de geschiedenis is ingegaan onder de naam `receptie van het Romeinse recht´: de doordringing van het Romeinse recht in de lokale rechtspraktijk. Het onderzoek in het boek Het Rooms-Friese recht richt zich op de bestudering van de receptie van het Romeinse recht in Friesland met betrekking tot een aantal privaatrechtelijke leerstukken aan de hand van uitspraken van het Hof van Friesland.
In het boek wordt duidelijk gemaakt dat in Friesland sterker dan elders het civiele recht het meest door het Romeinse recht is beïnvloed.
40
Want "Nergens ter wereld treft men een volk aan dat zo Rooms is als het Friese volk. Deze uitspraak stamt van de grootste der Friese juristen, Ulrik Huber, die leefde van 1636 tot 1694" en "dat het Roomsche Recht hier suiverder en platter onderhouden wordt, als in enig deel, landt of staet van de Christene wereld." 41

In hoofdstuk IV. Over de hulpbehoevende vrouwen schrijft Lokin: ´Door de invoering van het Wetboek Napoleon ingerigt voor het Koningrijk Holland en de daarmee gepaard gaande afschaffing van het Romeins recht op 1 mei 1809 viel het doek voor de Romeinse regeling van het intercessieverbod.´ 42
Wat dit Wetboek Napoleon o.a. nog meer betekende voor Friesland valt te lezen op de volgende pagina van mijn website: Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811.

 
  Voogdijzaken
Een voorbeeld van de invloed van het Romeins recht is te vinden bij voogdijregels.

Naar Romeins recht geschiedde de benoeming van een voogd (een tutor) bij testament. Indien een tutor testamentaris afwezig was, dan trad van rechtswege een wettelijke voogdij in van ´naaste bloedverwanten´. Wanneer die ontbraken, stelde de overheid een voogd aan; de benoeming van een curator geschiedde op dezelfde wijze als de benoeming van de van overheidswege aangestelde voogd.
Het Friese recht kende - evenals het Romeinse recht - het onderscheid tussen mombers (tutores: over jongens tot 14 jaar, over meisjes tot 12 jaar) en voogden (curatores: over jongens en meisjes tot 25 jaar).
43

"In de periode 1811-1838 besliste de vrederechter in voogdijzaken. Vóór 1811 kwam het erg veel voor dat een voogd benoemd moest worden voor minderjarige kinderen. Veel moeders stierven in het kraambed en ook vaders bereikten vaak geen hoge leeftijd. Er waren toen dus veel wezen en halfwezen. Voogdij werd in die tijd niet altijd schriftelijk vastgelegd. De zorg voor minderjarige kinderen werd vaak onderling door familieleden geregeld.
De voogdijgegevens die wel zijn vastgelegd vindt u meestal terug in de rechterlijke archieven van vóór 1811. Deze archieven worden ook wel oud-rechterlijke archieven genoemd of archieven van schepenbanken. Soms was er naast een schepenbank ook een aparte Weeskamer, die zich met voogdijzaken bezighield. (Weeskamers zijn iets anders dan weeshuizen. Weeshuizen zorgen voor de kinderen. De weeskamers beheren hun vermogen.) Een andere naam voor weeskamers is momboirkamers. De archieven van schepenbanken en wees- of momboirkamers berusten meestal bij het gemeente- of streekarchief; als die er niet zijn dan in het rijksarchief in de hoofdstad van de provincie." 44

In het boek Wezen van Workum is de geschiedenis van het Stadsburgerweeshuis te lezen. 45

 
  Hoge Raad van de hertog van Saksen in Friesland
In 1499 kwam hertog Albrecht zelf naar Friesland. Hij stelde een raad in die was belast met het bestuur en de rechtspraak over deze uithoek van zijn bezittingen, de zogeheten Hoge Raad van de hertog van Saksen in Friesland. De leden van dit college waren deels geestelijken, deels edelen; de voorzitter was een Saksisch vertegenwoordiger van de hertog. De Raad was ingericht naar het model van het Saksische Oberhofgericht. Op grond van de Saksische Gerichtsordnungen van 1488 en 1493 sprak het Oberhofgericht recht naar Saksisch recht als het primaire recht en naar het Romeinse recht als het subsidiaire recht. Naar de mening van Gerbenzon is dit Saksische voorbeeld in Friesland nagevolgd. De rechtspraak door de Friese raad vond eveneens plaats aan de hand van een romano-canonistische procedure en het toepasselijke recht was naast het Friese gewoonterecht het Romeinse recht.
46

Mogelijk dat de Hoge Raad voor een kind dat geboren werd na het overlijden van zijn vader, een nachgeborene, bij gebrek aan een Friese term hiervoor de toevoeging Postumus, of Posthumus zoals dat bij de adel de gewoonte was, heeft voorgeschreven. Dit waarborgde dat het kind zijn aanspraak op de erfenis van zijn vader kon blijven maken en overige rechten behield. Zie: Patria Potestas op de pagina Rome de stadstaat.

Daarna is in Friesland door de invloed van het Hof van Friesland en de voogdij volgens Romeins recht het toevoegen van posthumus of postumus bij de geboorte van een kind na het overlijden van de vader in zwang gekomen. Ook de gewoonte van Friezen geen familienaam te gebruiken heeft hierbij een rol gespeeld.

Dit is de oudste vermelding (op 28-2-2002) van een Posthumus bij het Ryksargyf: 47

DTBL Regio: 7 zuidoost Friesland
Trouwregister Hervormde gemeente Heerenveen, 1637
DTB nr: 596, 1614 - 1638
Vermelding: Derde proclamatie van 26 februari 1637, Heerenveen
Man: Christianus Galeni, Echten
Vrouw: Sijbrich Coonelisdr
NB: Gehuwd te Terhorne; hij is weduwnaar; zij is weduwe van Sulfridus Posthumus

En de oudste Postumus:

DTBL Regio: 9 midden Friesland
(Onder)trouwregister Hervormde gemeente Leeuwarden, (origineel bij HCL)
DTB nr: 2000, 1594 - 1812
Vermelding: Ondertrouw van 9 mei 1696
Man: Rienk Rients Postumus, Leeuwarden
Vrouw: Rinske Jans, Heerenveen
Gestandaardiseerde namen: RIENK RIENKS en RINSKE JANS

  Vorige pagina: Dr. W.A. van Es, De Romeinen in Nederland Keizer Postumus

Volgende pagina: Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811 De betekenis voor Friesland

 
 


Privacybeleid Donatie