advertenties


Keizer Postumus

Uit: Dr. W.A. van Es, de Romeinen in Nederland. 37

Op deze pagina o.a.
Over contacten met Friezen

Postumus redt voor korte tijd het Westen



Pagina's over de geschiedenis van de naam Posthumus
De herkomst van de naam Posthumus
Inleiding

Rome de stadstaat
Romeins familieleven

Cicero's redevoering Pro Rabirio Postumo
Cicero

Sinds het begin van de jaartelling
Van Agrippa Postumus in Rome tot en met Chuck Posthumus in Holland Michigan (VS)

Keizer Postumus
Dr. W. A. van Es, de Romeinen in Nederland

Het Rooms-Friese recht
Historie van de rechtspraak in Friesland

Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811
De betekenis voor Friesland

Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811 (2)
Registratie van de familienaam Posthumus

Bronnen
Overzicht van de geraadpleegde en geciteerde Bronnen bij het onderzoek naar de geschiedenis van de naam Posthumus.

 
In het volgende verhaal uit het boek De Romeinen in Nederland is beschreven hoe de Gallische keizer Postumus, zich geheel als een Romeins keizer gedroeg.

Toen de in Engeland tot tegenkeizer uitgeroepen Clodius Albinus in 196 met vrijwel het gehele Engelse leger naar Gallia overstak om daar in 197 door zijn rivaal vernietigd te worden, smolt de loyaliteit van de bufferstammen ten noorden van de muur van Hadrianus als sneeuw voor de zon en stortte de grens meteen in.
Men kan veilig aannemen dat in de Nederlandse grenssector dezelfde politiek gevolgd is. Er hebben ongetwijfeld diplomatieke contacten met de Friezen en anderen bestaan, die erop gericht waren om de stammen aan gene zijde van de Beneden-Rijn te binden en rustig te houden. Het is niet toevallig dat wij juist in deze tijd weer horen van Friese hulptroepen. Inscripties verraden de aanwezigheid van een of meer cunei Frisionum onder de Romeinse troepen in Engeland. Een cuneus was een ruiterafdeling die uit buitenlandse soldaten bestond, in dit geval uit Friezen en Tuihanti, waarschijnlijk Twenten. Het optreden van Commodus aan de Donau liet ons zien hoe dergelijke vreemde legerafdelingen op verdragsbasis door de vrije stammen aan de grens geleverd werden. De Friese cuneus moet onder Septimius Severus of Caracalla gevormd zijn.
Ook de muntvondsten wijzen op contacten tussen het noorden van ons land en Rome gedurende deze periode. De gesloten muntvondsten en de losse munten tonen een breuk in de relaties aan onder Commodus of Septimius Severus. Daarna, onder Severus Alexander, zijn de contacten blijkbaar weer enigszins hersteld, maar toch eigenlijk alleen met het westelijk deel van Friesland, met Westergo, dat door zijn ligging aan de vaarroute via Vecht en Flevomeer altijd al nauwere verbindingen met het rijk had gehad dan de rest van het terpengebied. Over het algemeen waren de relaties nu blijkbaar minder hecht dan tevoren. Blijkens de muntvondsten heerste er dus aan het einde van de 2de eeuw ook onder de stammen in het noorden van ons land een zekere mate van onrust. De oorzaken daarvan zijn moeilijk op te sporen: misschien waren de Chauken in het noordwest Duitse kustgebied er mede schuld aan. Het is heel waarschijnlijk dat de stammen uit het noorden van Nederland onder Commodus en/of Septimius Severus de rijksgrens aan de Beneden Rijn bedreigd hebben. In ieder geval vond laatstgenoemde keizer het noodzakelijk ook deze grenssector te versterken. Van een ernstige crisis in dit gebied was echter nog geen sprake, maar overal dreigde het gevaar en elders, met name langs de grens van Germania Superior, kwam het herhaaldelijk tot een uitbarsting.
Dat merkte bij voorbeeld Caracalla, van wie Dio vermeldt dat hij aan de Germaanse stammen 'weinig plezier beleefde'. Hij kreeg in 213 te maken met de Alamannen, een nieuwe stamgroepering, die zich tijdens de trek gevormd had en nu in zuidwest Duitsland vertoefde. Deze Alamannen zouden in de komende eeuwen nog een belangrijke rol gaan spelen. Zij werden dit keer door Caracalla verslagen, en wel aan de Main. De keizer beoorloogde bij deze gelegenheid eveneens de Cenni, waarin men de Chatten meent te herkennen. De episode is verder interessant, omdat ons verteld wordt hoe zelfs de stammen die ver weg aan de zee in het mondingsgebied van de Elbe woonden, contact met Caracalla opnamen. Er werden met hen verdragen gesloten op voor de Romeinen blijkbaar gunstige voorwaarden, waarvoor de keizer graag met goed goud betaalde. Ook Severus Alexander kreeg weer met de Germaanse stammen aan de Boven-Rijn te maken. Hij werd in 235 samen met zijn moeder te Mainz door zijn soldaten vermoord, toen hij trachtte de Alamannen met geld en goede woorden weer in het rechte spoor te krijgen.

Van Severos Alexander tot Diocletianus (235*284): faillissement van het keizerschap geeft buitenlandse stammen grote kans; Postumus redt voor korte tijd het Westen
Na de dood van Severus Alexander was het hek van de dam. In de vijftig volgende jaren verspilde het rijk zijn kracht aan burgeroorlogen en troonstrijd. Het centrale gezag hield op te functioneren; het initiatie in de buitenlandse politiek ging geheel verloren. Er is geen denken aan om de bijna vijftig 'soldatenkeizers', die tussen 235 en 285 'geregeerd' hebben, op te sommen. Het Nederlandse deel van het rijk raakte los van het centrum; de wettige keizers hebben hier geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Van speciaal belang voor onze streken waren de zgn. Gallische keizers Postumus (259-268), Victorinus (268-270) en vader en zoon Tetricus (270-273), die gedurende korte tijd in de westelijke provincies een eigen Gallisch rijk in stand hielden. Rome's langdurige verzwakking bood de zich rond haar grenzen verdringende stammen een kans als nooit tevoren. Keizers en troonpretendenten onttrokken troepen aan de grensverdediging. Dat bleef bij de stammen aan de overzijde niet onopgemerkt. Zij stortten zich onverwijld op hun prooi. Ook bij ons gebeurde er nu van alles. De antieke geschiedschrijvers tonen weer enige belangstelling voor het Beneden Rijngebied en al schotsje springend van het ene bericht naar het andere kan men de loop van de nu volgende gebeurtenissen in grote lijnen reconstrueren.
Tussen 240 en 250 is het Nederlandse deel van de rijksgrens voor het eerst doorbroken. Over deze eerste inval zijn geen nadere details bekend. Het is echter niet bij deze ene keer gebleven. Het derde kwart van de 3de eeuw was een tijd van herhaalde invallen. Nederland ten zuiden van de grote rivieren, en het noordelijk en westelijk deel van België hebben het tussen 250 en 275 zwaar te verduren gehad; daarop wijzen de schriftelijke gegevens en de muntvondsten. De invallen waren niet alle van hetzelfde kaliber. Een waar rampjaar was 258/9, toen de Franken tot in Spanje doordrongen en eigenlijk de hele noordelijke grenszone van Klein Azië tot in Nederland geteisterd werd. Omstreeks 270 vond opnieuw een catastrofale inval plaats. In de loop van deze periode kwamen onze streken geheel in handen van de invallers. De grens werd uitgewist en het Romeinse beschavingspatroon dat zich hier in de voorafgaande eeuwen ontwikkeld had, weggevaagd. De provinciaal-Romeinse bevolking zal gedeeltelijk vernietigd en gedeeltelijk met de nieuwkomers samengesmolten zijn; een niet onaanzienlijk deel is waarschijnlijk tevoren naar de steden verder in het zuiden uitgeweken. Overigens was men ook daar niet veilig: Tongeren en Trier brandden.
De stammen die het zuiden van ons land binnenvielen, worden in de antieke bronnen Germanen en nu voor het eerst ook Franken genoemd. Zij waren ongetwijfeld voor een belangrijk deel afkomstig uit de gebieden ten noorden van de grote rivieren. De invallen kwamen uit twee richtingen: over zee vanuit het Nederlandse kustgebied (deze troffen vooral de kusten van zuidwest Nederland en van België), en vanuit de hoge zandgronden in het oosten van ons land (deze laatste waren vooral op de Betuwe, Batavia, gericht). De contemporaine bronnen geven de bewoners van deze streken de algemene naam van Franken. Het waren ondertussen dezelfde stammen die voorheen Friezen, Chamaven en Amsivarii genoemd werden. Later, in de 4de eeuw, zal men de bewoners van dezelfde gebieden wel aanduiden met Saksen. De stammen van de zeekust en de stammen van de Oost-Nederlandse zandgronden hebben zich niet altijd op dezelfde wijze gedragen en zijn ook niet steeds gecoördineerd opgetreden. Hoe de rollen in de periode van 250-275 verdeeld waren, is niet precies vast te stellen. Men krijgt de indruk dat deze keer vooral de bewoners van de kust zich geweerd hebben. Maar misschien is dat slechts schijn. In ieder geval lieten ook de anderen zich niet onbetuigd. Aan het einde van de 3de eeuw ontmoette Constantius Chlorus Friezen en Chamaven in Batavia.

Te midden van de algehele misère in Gallia zorgde Postumus (259-268) voor een alleszins opmerkelijk intermezzo. Zijn activiteiten vormden een soort waterkering tussen de vloedgolven van invasies voor en na zijn regeringsperiode. Hij was de grondlegger van het Gallische rijk, dat Gallië, Britannië en Spanje omvatte en na zijn dood nog ongeveer vijf jaren heeft bestaan. Postumus herinnert in menig opzicht aan Civilis. Hij was zeer waarschijnlijk van Bataafse afkomst en uit zijn eerste munten blijkt dat hij ook zelf de overeenkomst met de jaren voor 70 heeft aangevoeld. Zijn streven verschilde echter sterk van dat van Civilis. Het was in wezen meer verwant aan wat de Gallische leiders van de Treviri en Lingones in 70 voor ogen had gestaan: een onafhankelijk, maar volledig naar Romeinse trant ingericht Imperium Galliarum. Dat blijkt o.a. uit Postumus' muntslag [38] en uit de titels die hij voerde, waarbij hij zich geheel als een Romeins keizer gedroeg. Hij was ook veel meer 'Romeins' dan Civilis en moet een ontwikkeld man geweest zijn. Het enige on-Romeinse in zijn optreden was zijn separatistisch streven naar een afzonderlijk Gallisch rijk. Maar wie weet, of niet zijn diepste wens het keizerschap over heel het Imperium Romanum geweest is. Ook zonder dat was zijn binnen- en buitenlandse politiek zo Romeins als het in de gegeven omstandigheden maar kon. Men moet zich niet blind staren op het feit dat hij zich van buitenlandse troepen bediende. Het inlijven van vreemde soldaten in de Romeinse legers is voor en na hem steeds gebruikelijk geweest. Zijn politiek was gericht op het herstel van de oude grenzen, meer in het algemeen op herstel van de vroegere rust en welvaart. En zijn politiek, waarvan zijn munten zo welsprekend getuigen, heeft, al was het slechts voor korte tijd, een zeker succes gehad.
Is nu ook het Nederlandse deel van de Rijngrens door Postumus hersteld? Zeker is dit niet, maar wel mogelijk. Postumus moet belangstelling gehad hebben voor het deltagebied, omdat de daar aanwezige grote rivieren onmisbare verbindingslijnen vormden tussen Gallië en het eveneens door hem beheerste Engeland. Zijn munten wijzen op een optreden ter zee in 260/1 tegen zeerovers (onze 'kust-Franken') en/of ter herovering van Engeland. Emissies uit dezelfde tijd met HERCVLES MAGVSANVS, een hoofdgod van de Bataven, worden opgevat als een aanwijzing dat de keizer bij deze gelegenheid ook Batavia gepacificeerd heeft. Een tweede vlootexpeditie vond in 266 plaats. Het blijft echter de vraag of Postumus de limesforten langs de Kromme en Oude Rijn werkelijk heeft herbezet. Het is ook mogelijk, en eigenlijk zelfs waarschijnlijk, dat hij met de nieuwe bewoners van Batavia en het deltagebied verdragen heeft gesloten van het in deze en de volgende perioden gebruikelijke type: de stammen uit het Vrije Germanië mogen zich op Romeins grondgebied vestigen in ruil voor de leverantie van troepen en hulp bij de grensverdediging.
Postumus heeft de vloed slechts korte tijd kunnen keren. Zijn maatregelen in Batavia hebben geen blijvend resultaat gehad. Na zijn dood volgde een nieuwe grote inval en zijn opvolgers, Victorinus en de beide Tetrici, hebben zich in onze streken niet kunnen doen gelden. Zij hadden de handen vol aan hun strijd met de wettige Romeinse keizer, eerst Claudius Gothicus (268-270) en dan vooral Aurelianus (270-275), die het Gallische rijk tenslotte heroverde. Noch Aurelianus, noch diens opvolgers Probus (276-282), Carus (282-283) en Carinus (283-285) hebben aan de noordgrens van Gallia iets wezenlijks kunnen uitrichten. Het zuiden van ons land behoorde in die periode hoogstens nominaal bij het rijk. In feite waren het Scheldegebied en de streken tussen Rijn en Waal in handen van de binnengevallen stammen.

Op de website van Wikipedia wordt een gedetailleerd verhaal over Postumus verteld op basis van buitenlandse bronnen.

Afkomst en carrière
Er is niet veel bekend over het vroege leven van Postumus, maar men gelooft dat hij een Bataaf van eenvoudige komaf was, die door eigen bekwaamheid door de rangen van het leger opklom.
Zijn geboorteplaats Deusone zou volgens sommigen het huidige Diessen, een dorp ten zuidoosten van het huidige Tilburg geweest kunnen zijn. Dit lijkt echter onwaarschijnlijk aangezien in Diessen geen aanwijzingen voor bewoning in de Romeinse tijd zijn aangetroffen. Het lijkt wel zeker dat Postumus zich nauw verwant voelde met de god Hercules Deusoniensis. Tijdens zijn bijna tienjarige ambtsperiode droegen maar liefst 26 verschillende muntslagen beeltenissen van deze god. Volgens sommige historici stond Deusoniensis voor het riviersysteem van de Dieze of nog breder dat van Dieze en Dommel, aangezien de Dieze nog tot in de Middeleeuwen als de hoofdstroom van dit riviersysteem werd gezien.
Hij was na 254 onder andere actief in het bestrijden van binnengevallen Franken en Alemannen. Om oorlog te kunnen voeren in het Oosten had keizer Valerianus I in 254 behoefte aan goed getrainde legionnairs. Hij onttrok daarom verscheidene van de beste eenheden aan de verdediging van de Rijngrens, met grote gevolgen. De Franken en Alemannen vielen al spoedig aan en lijken enige tijd vrij spel te hebben gehad. De archeologie laat zien wat er in 256 gebeurde. Een groot aantal Romeinse forten aan de Neder-Rijn werden verwoest. Krefeld en Augusta Treverorum (Trier) werden geplunderd, alleen Keulen bleef dankzij haar dikke muren gespaard.
Daarna wist keizer Gallienus, de zoon van Valerianus en van 253-260 medekeizer, de Franken weer uit Gallië te verdrijven. Hij heroverde Augusta Treverorum (Trier) en reorganiseerde de verdediging van Germania Superior en Gallia Belgica. Postumus speelde bij deze strijd zeer waarschijnlijk met name in Germania Inferior een belangrijke rol. Uiteindelijk werd Postumus door keizer Valerianus I in de positie van keizerlijk legaat van Germania Inferior benoemd.
Postumus Treves aureus 268 gold 7400g
Description: Postumus_Treves_aureus_268_gold_7,4 g
Date 2009
Source Own work by uploader, photographed at Cabinet des Medailles
Author PHGCOM

  Vorige pagina: Sinds het begin van de jaartelling
Van Agrippa Postumus in Rome tot en met Chuck Posthumus in Holland Michigan (VS)

Volgende pagina: Het Rooms-Friese recht Historie van de rechtspraak in Friesland

 
   


Privacybeleid Donatie